De Breede Beek
Gat in de stad
Een diepte, boven strak omhekt,
En in het gat de Breede Beek
Eerst volvervuild
Toen opgeschoond
Een scherf en nog een stuk
Van potten, nee, geen pannen
De bodem vol geheimen
Heeft hier een edelman gewoond?
Het oude water weet
Maar stroomt reeds in de oceaan
Kwam uit een bos en weelderige weide
Daarna ging het in stenen spoor
Voort door de vaart langs het stadhuis
Gretige watermonden
Drinken de dikke druppels
De Breede Beek stroomt altijd door…
Nijkerks trots
In Nijkerk klinkt het carillon
De mooiste toren speelt
Over de daken en de straten
En niemand die het ooit verveelt
Op de museumstoep
De deur heel even open
Bezoekers luist’ren mee terwijl
Ze een toegangskaartje kopen
Een expositie, wetenswaardigheden
En dan de bibliotheek vol boeken
Verhalen over ‘t nu en het verleden
Maar buiten klinkt het carillon
En de mooiste toren van het land
Staat trots te stralen in de zon!
Met zonder jas
Zomerstart 21 juni
of als je wilt de eerste.
Zwaluwen vliegen laag
de jongen bijna groot.
Muggen overal.
Bloot met rode bulten.
Mensenlijven vol.
Smeren, smeren, smeren.
Weinig water in de sloot.
De lente overdreef.
Dreef over. Regentol.
Buien, veel en meer.
Voeten drijf,
een kledderkop. Geen paraplu.
Lastig. Liever regen
in je nek. Klinkt gek.
Een mens is bijna water.
Dus regen je gezond.
Muggenlarven gauw groot.
Veel, vlug mug.
Blote armen, nog meer rood.
De zwaluw eet zich rond.
Boven de sloot. Haar jongen
tieren tussen paarden.
Warme lijven.
Staartvorkjes zo klein.
Kom je buiten?
Met me mee?
Zomer vieren?
Nu niet binnen blijven.
Met zonder jas.
Smeren, smeren, smeren.
Zonnebrand en muggenspray.
De dagvorstin lacht
Zonnen op stelen
Zaaddragend leven
Zuivere charme
Geelbonte pracht
Harten vol vreugde
Bloeitijd in warmte
Zomerse spiegel
De dagvorstin lacht
Lockdown
Hij is een buitenmens in hart
en nieren. Wandelt elke dag.
In het bos, langs de weilanden,
over stille paden. Rust. Maar
nu doet hij een boodschap in
de supermarkt en daarna
een rondje door de stad.
Even wat anders. Het is zacht,
zomaar in de winter. Zijn stap
is zwaar, geen snelheid in zijn
lopen. Kalm aan genieten. Stilte.
Zijn stap wordt lichter, zijn
tempo gaat omhoog. Dichte
winkels. Soms donkere etalages.
Weinig mensen in zijn buurt.
Dat past bij hem. Maar nu niet.
Een stad hoort te leven.
Hij mist de gehaaste mensen
die net wel of net niet op het
Plein tegen hem opbotsen.
Geen folie van een koffiekoekje
op het terras. Geen stiekeme
fietsers in de wandelstraat. Hij
mist het gekwebbel, een lach.
Hij mist de verboden hondenplas
tegen het rood-witte paaltje
aan het begin van het steegje.
Geen vertrouwde geuren
die hij kent van zijn jarenlange
gewone stadsloopjes. Zonder de
stad echt te zien. Hij houdt
van rust, maar niet hier.
Zal hij teruggaan naar de
supermarkt? Nog even een rondje
mensen snuiven? Hij kent
zichzelf niet terug. Naast een
buitenmens ook een stadsmens.
Misschien een gewoon mens:
van alles een beetje. Doorsnee.
Minder apart dan dat hij dacht.
Niet alleen het buiten.
Niet alleen zonder mensen.
De lockdown vouwt hem open…
Elf vrouwen
Expo – Museum Nijkerk
Ze wisten niet
Dat ze het maakten
Geschiedenis
In de toekomende tijd
Pas later begrepen
En gewaardeerd
Elf vrouwen die
Zielen en levens raakten
Kom binnen
Verwonder je en bekijk
Deze vrouwen uit Nijkerk
Door vier eeuwen heen
Naastenliefde, cultuur en
Daadkracht stonden voorop
In hun levens
Van arm naar rijk
Het reekalf
Ze rende met grote sprongen weg
Het ree. De kleine hinde
Voor het eerst moeder geworden
In dit bos
Haar kalf verstopt
Geen geur, geen trilling
In het kleine lijf
Stil, wachtend
Etenstijd pas als de avond
Valt en donker veilig lijkt
Dichte struiken verbergen
De kleine tot mama komt
Een enkele boomtak
Licht op, de maan hoog
Bijna rond. Een uil laat van zich
Horen, dom en niet wijs
Hij komt en wiekt zacht
Door op donzen vleugels
De muizen zijn gewaarschuwd
Het reekalf voelt geen angst
De kleine hinde nadert
Geen tak kraakt op de grond
Mama duwt zacht haar neus
Onder het struikgewas
Met ogen van fluweel streelt zij
De stippelstrepen van haar kalf
Een volle uier
Melk schiet toe
De kleine pakt een tepel vast
Zuigt gulzig slokkend leven op
De bomen zwijgen stil
Vangen een glimp op van
Tedere moederliefde
Een korte tijd van vrede
De stippelstreepjes vervagen al
Het reekalf raakt baby-af
De grote reeënwereld roept
En bomen buigen loom hun kruinen
Zo laat nu overmand door slaap
’t Is niet hun eerste reekalf
Hieronder twee gedichten i.v.m. 4 mei en Joodse herdenkingsdagen:
Van Amsterdam, via veel stations w.o. Nijkerk, loopt een pad langs het spoor naar
Westerbork. De Nijkerker Jan Dokter heeft dit samen met de Wandelsportvereniging gerealiseerd. Bij de stations werden veel Joden opgepikt en naar Westerbork vervoerd. Ter herinnering en herdenking:
Westerborkpad
gaan over wegen, stoepen
en straten, het zand
van de paden in een land
waar de mens werd gehaat
om zijn bloed, om zijn ras
en de naam van dit pad
eerst wees op een plaats
heel gewoon
nu kun je er niet over praten
wetende dat het ijzige spoor
op je wandelpad ligt
waarlangs die mens ooit
ging over de wissels
angstig, verzwakt
vertrokken naar
een roetzwarte toekomst
een plek zonder uitzicht
een plek van misschien
naar een smartelijk nooit
grootouders vol rimpels
vaders en moeders
een kind aan de hand
slaafs overgeleverd aan
rücksichtslose vervolgers
op weg naar verschrikking
op weg naar hun eeuwig’ lot
de plek waar hun leven strandt
hak nu hun namen
in stenen die blijven
meer dan hun levens
eens waren gekend
en noem ze hardop
vol eerbied gelezen
want zij die eens waren
zullen zelf naamloos zwijgen
voor altijdStruikelstenen
Ik stap niet op struikelstenen
Met namen van hen die
Er niet mochten zijn, gewoon
Een klein kind, een vrouw, een man
Een volk, een ras, een niemand
Gewoond, geleefd en lief gehad
Gedeporteerd naar verdwijnen
Omdat een onderdrukker dat kan
En ik zie de naam van de mens
Op die glimmende plak
Een sieraad in het straatbeeld
En ik raak in de ban
Van hoe het kwam en bestond
Dat de ene zich boven de ander
Stelde en zich zo kon uitleven
Als een barbaarse tiran
Kom kijken naar die Stolpersteine
De struikelstenen op stoepen van nu
En gedenk de mens die eens was
Gewoon
Een klein kind, een vrouw, een man
Droom anders
Ik zou willen dromen
Van vrede en vrijheid
Geen vluchtende mensen
Geen kind met verdriet
Geen honger, geen dorst
Geen oorlog, geen haat
Geen ziekte, geen pesten
Maar ik droom dat niet
Ik droom van kabouters
Van elfen en feeën
Van pratende dieren in een
Prachtig groen land
Van een grasveld vol spelende
Kinderen, rode gezichten
Schoppend tegen een vrolijke bal
En geen kind aan de kant
Maar als ik fiets in zon of regen
Stevig trap in de harde wind
Dan zie ik lekkende tenten
Prikkeldraadrollen, een mager kind
Hij speelt met een blikje en
Kijkt in de verte, hoopt op iets
Misschien op een mens zoals ik
Want ik droom op mijn fiets
Van vrede op aarde en
Een winnend lot in de loterij
Dan deelt dat kind mee en speelt
Met een bal en is eventjes vrij
Opening 10 september 2021
Bunker in Hoevelaken
Dit blok beton is toch bewaard
Een oorlog klinkt uit het verleden
Wij staan er hier omheen geschaard
Dat is niet zonder reden
Belangrijk voor het nageslacht
Staat blijvend bij ze op de kaart
Wat eens de vijand dacht?
Een mens was soms niets waard!
De bunker blijft hier in het veld
Werd grondig opgeknapt
Geschiedenis wordt hier verteld
Niet achteloos overheen gestapt
Een blok beton van veel belang
In Hoevelaken, Weldammerlaan
Verwaarloosd eerst, ontzettend lang
Maar houdt nu recht op z’n bestaan
De Appelse molen
De Hoop heeft koren op zijn molen
En dat komt hem heel goed uit
Hij maalt de korrels grof en fijn
De stenen maken veel geluid
Ze zijn ook echt ontzettend oud
Doen al eeuwen hun zware maalwerk
De wieken drijven de molenas aan
Met windenergie, hun handelsmerk
Korenmolen De Hoop in Appel heeft
Oude technieken, toch passend in deze tijd
Het is een monument om trots op te zijn
Een bijzonder voorbeeld van duurzaamheid!
Nijkerk, 10-9-’22
Open Monumentendag -Thema: Duurzaamheid (duurt het langst)
Vrijheidsmonument Nijkerkerveen
Jan Carel Koster
Steen je draagt al heel lang
Zware eeuwen met je mee
Krijgt nu de vrijheid in dit beeld
En een eigen plaats op dit plein
Nijvere handen brachten jou vrede
Wees zuinig op je kracht
Draag uit wat je verbeeldt
Een taak om trots op te zijn
Avond bij Nijkerk aan het water
Struikgewas werd donker
Deemster drong zich stilletjes op
Kleur van groen naar grijs fluweel
Bloesem dicht aan takkentop
Het hondenbeest rook hond
Vertrok met hem al rennend
Het water in en ook weer uit
Samen het strand verkennend
Ineens stonden de baasjes stil
Er klonk een hemels fluiten
De noten van zo’n schoonheid
Een wonder in het avondbuiten
Wel van gehoord, over gelezen
Maar nu van heel dichtbij, want:
Paradijselijk en toch zo aards
Riep hij: m’n liefje, kom bij mij!
Zij werd de zijne, koos juist hem
Wilde haar kerel helemaal
Viel voor zijn zoete avondzang:
De nachtegaal!
Zon net nog
De lucht fel rood,
avond zo levend vol.
De zon een ronde bol,
de zee oneindig groot.
Nog zacht van toon
het laatste streepje licht,
verstopt zonnegezicht:
’t wordt nooit gewoon.
Ik zag de zon nog net.
De dag is ’s avonds kort.
Te vroeg nog voor mijn bed.
Ik heb de zee gedag gezegd.
Het verse donker wordt
naast mij in bed gelegd.
Naast jou
Vertel over je leven
Vertel mij je verhaal
Kom, aarzel nu niet langer
Jij staat voor mij centraal
Met alles in me luister ik
Wij lopen op hetzelfde spoor
Jij bent mijn licht en leven
Ik ga altijd met je door
Ik zal je blijven steunen
Ik wil er zijn voor jou
Vertel mij wat je kwijt wilt
Ik deel jouw oude kou
Wij kunnen het hele leven
Met al z’n moeite aan
Toe, leun maar op mijn schouder
‘k Zal altijd naast je staan
Mijn hartendief
Sneeuw,
wit als
sneeuw.
Lieflijk licht,
zo zacht.
Sneeuw wit.
Toch daar:
een tak breekt
rooskleurig
in.
Mijn sneeuw,
wit.
Zoete lief.
Rood op wit,
pure kracht.
Zo rood als
bloed
in wit.
Mijn hartendief,
ik bemin.
Mijn Valentijn
Warm als de zon
Die gloeit in het zuiden
Zoet als nectar
Een bloem koestert goud
Sterk als een rots
Onze liefde is eeuwig
Zo gewoon zo bijzonder
Omdat ik van je houd
Vriendenbrug
Vrienden bouwen bruggen
Lopen over hout en zand
Lopen over gras en keien
Lopen los
Soms hand in hand
Vriendschap voelbaar
Geven
Vrienden weten
Schikken sporen
Wars van vleien
Banden boeien
En bekoren
Vriendschap is
Doen
Vrienden saam
De brug niet dicht
Te ver te hoog
Vriendenbrug
Vertrouwd gezicht
Lopen over lopen door
Zijn
Rood met witte stippen
Rood is jouw hoed
onder de berk.
Een samengaan
zo sterk en ’t kind
in mij zoekt witte stippen.
Rood nog te zien.
Bijna geen stip meer
op jouw hoofd.
Alleen broos bleek jouw rok
en in de grond dof wit je steel.
Rood toch, nu ik jouw hoed
beter bekijk is hij nog wel
een enkel vlekje rijk.
En ’t kind in mij ziet rood
met witte stippen.
Schimmenland
Mist, grijs, een tak
Buigt
Druppels vallen
Aarde drinkt
Dof klinkt
Een vogelroep
Wie? Mist
Schimmenland
Aarde sopt modderig onder
De tak. De vogel vindt
Een worm. Stil
Een nieuwe druppel
Valt op een halve worm
Leeft door in moddersop
Een vleugelslag. Mist
Geen spoor
Dof klinkt een vogelroep
Waar?
Herfstlicht
Zwak licht
en regen ruist.
Een kleur
heet tint.
Zilv’ren druppels
op gesponnen draden.
Een bries
wordt wind.
Geur van aarde
en vallend blad,
dat zwijgend
een plekje vindt.
Lome mijmeringen
over avondrood:
herfstlicht,
stil bemind.
Een zwam was…
Wanneer ik morgen
nog eens kom,
dan zal de maan
de laatste zijn
die nog
jouw glanzend leven
zag
vannacht.
Want als de zon
mij vriend’lijk groet
en herfstlicht
valt op jouw
verlepte hoed
dan zoek ik tevergeefs
naar wat eens was
jouw zwammenpracht.
Getooid was jij
in tere tinten,
maar nu zo
hopeloos verloren
daar, waar het najaar
eerder jou
een heel nieuw
leven bracht.
Onze nationale bloem: het madeliefje!
Jij Madelief
Vergeet niet dat ze bloeide
in ’t vroege voorjaar, heel naïef.
Vergeet niet dat ze gloeide,
haar gele bloem,
omringd door zachte, witte buisjes.
Paars-rood kleurden de randjes,
zo vriend’lijk, madelief.
En zie, de zomer ging aan ’t werk.
Klein madelief ving zon en licht.
Ze werd heel groot en sterk,
viel op tussen het gras,
kreeg maatjes om haar heen,
heel kleine haartjes op haar steel.
Ha, madelief, jij vrolijk wicht.
Veel korter nu de dagen
en wind en regen stoeien vaak.
Het lijkt wel of ze vragen:
Mag madelief nu
met ons mee de herfstlucht in? –
Maar madelief schudt met haar hoofd:
doorbloeien is haar taak!
Pastorale Nijkerk in Gelderland
Hertogen en graven voerden jouw naam
Twisten, kwesties en conflicten
Gelre en Zutphen, in vroegere tijden,
Bleken verstandig, toen ze eindelijk schikten
Betere tijden braken aan
Handel vierde z’n hoogtijdagen
Samenwerken meer en vaker
Welvaart kreeg kansen van slagen
Gelderland was geboren
Een plek vol mogelijkheden
Dorpen en uitbreidende steden
Plaatsen met een rijk verleden
Rivieren en beekjes doorsnijden dit land
Akkers vol tarwe, haver en spelt
Welig groen met koeien en paarden
Bloeiende randen langs een uitgestrekt veld
Knotwilgen buigen hun knoestige koppen
Naar de wandelaars op het Klompenpad
Een witte toren boven een stadje, het is
De mooiste, die het land ooit heeft gehad
Hij staat in Nijkerk met z’n oude centrum
Winkels, sculpturen, terrasjes in ’t zonlicht
Lokkende strandjes aan de waterkant
De Veluwerand geeft je uitgebreid zicht
Op het heggenlandschap, uniek in zijn soort
Het brengt je naar heide en dennenbomen
Bezoekers van heinde en verre willen niets liever
Dan naar de Gemeente Nijkerk komen
Kinderboekenweek 2021
Worden wat je wil
Heer Uil vloog door ‘t enge bos
Met een vraag voor alle dieren
Wat wil je eigenlijk worden?
Hij landde eerst bij Vrouwe Vos
Stelde bij haar zijn vraag meteen
Ze keek hem aan en zei
Ik ben al slim, dus nu nog groot
Hij schreef het op, vloog verder
Naar rooie ree tante Marleen
Ik ben al mooi, dus nu nog groot
Heer Uil noteerde en vloog toen
Naar de egels Prik en Prik
Zeg, wat willen jullie worden?
De egels Prik antwoordden vlot
Graag groot met superstekels
Weer vloog Uil door ‘t enge bos
Onder de struiken door naar
Zeger en Zus everzwijn
Enorm groot wilden ze zijn
Heer Uil schudde z’n wijze kop
Zou hij nog verder vliegen?
Heel droevig hield hij op
En riep de bosdieren bijeen
Luisteren jullie eens naar mij
Zoveel grote dieren in het bos
Dat wordt een regelrechte ramp
Geen plek en niets te eten
Voor zulke grote beestenbekken
De mensen sturen je dan weg
Naar plekken achter grote hekken
Jullie zullen toch echt niet willen
Dat dit allemaal zo zal gaan
Houd het hier maar zoals het is
En word goede, dikke vrienden
Dan ben je wat je eigenlijk wilt
Zo kunnen jullie met elkaar
Het hele enge bos wel aan!
Allemaal in bad!
De dieren van de dierentuin
Hadden met modder gespeeld
Dat kwam omdat ze zich de hele week
Ontzettend hadden verveeld
Er waren geen bezoekers geweest
De mensen waren allemaal op reis
Omdat het grote vakantie was
Daarom waren de dieren nu moddergrijs
Kom, zei de oppasser op een morgen
In bad, dat is wat jullie moeten
Ho, ho, niet allemaal tegelijk
Eerst de dieren met de vieste voeten
De oppasser maakte de hokken open
Maar alle dieren gingen vooraan staan
Tja, ze waren ook allemaal even vies
Dus liepen alle dieren achter de oppasser aan
Die wist bijna niet meer wie, wie was
Zo grijs waren alle dieren
Alleen een rij kleintjes was schoon
Maar ja, dat waren dan ook mieren
Het was een lange stoet van grijze dieren
Gelukkig had de oppasser goed nagedacht
Hij had dierenkaartjes voor het zwembad gekocht
En een heel slimme streek bedacht
De zwembaddirecteur gooide in het water
Een grote emmer afwassop
En zo kregen de grijze dieren
Weer schone voeten en een frisse kop
De dieren van de dierentuin hadden nu
Allemaal weer hun eigen kleuren
Maar stiekem hoopten ze toch wel
Dat het nog een keertje zou gebeuren
Berichtgedicht over 18-5-‘24
Urban Jam in Nijkerk
18 mei op het Molenplein
Om stoer te steppen of te skaten
Moet je daar ’s middags zijn
Neem maar mee je crossfiets
Stuntstep of skateboard
Of leen er daar eentje want dan
Leer je meteen hoe of het hoort
De pumptrack wacht op jou
Die groots uitgezette baan
Maar eerst kun je muziek maken
Dan zal alles vast beter gaan
Hé, hier mag je ook graffiti spuiten
Want er zijn profs die het je leren
Dus: de 18e naar het Molenplein
En doe dat lekker in je oude kleren!
Mijn eerste liefdes
Boekenbal Boekhandel Roodbeen ‘22
Hij was pikzwart
Al weet ik niet of ik dat
Zo nog wel mag zeggen
Maar ik was gek op hem
En toch ging het voorbij
Waarom dat was, geen idee
Ik kan het nu niet meer uitleggen
Daarna werd het serieuzer
Ik weet nog dat ik over hem droomde
Hij was niet echt blond
Meer van dat goudachtige
En hij had sproeten op z’n neus
Men zei dat hij rood was
Hij keek dan schichtig naar de grond
Ik vond ‘m heel lang leuk
Totdat hij, naar mijn oma zei
Uit aanhankelijkheid, in mijn vinger beet
Meteen was het uit met de liefde
Ik heb hem nooit meer aangekeken
Oma’s tweede hond
Die ik stiekem toch nooit vergeet
Na de watersnoodramp
Luctor et Emergo
Ik worstel
en kom boven.
Daar moet ik
in geloven.
En niet in
’t donker van de vloed,
in wat de stormwind
met mij doet.
Ik worstel
en verdwijn in vrees.
’k Hoop dat ik
daarvan eens genees.
Maar het beeld
van dat zo donkere sop
lost in het heden
nog nooit op.
De dijken nu
zo trots en zwaar.
De Deltawerken
sterk en klaar.
En ik…?
Ik worstel
en moet boven komen.
Geen angst meer
in mijn boze dromen.
Ik mag en moet
nu sterk zijn.
De doden vragen
niet meer om mijn pijn.
Feest in de Havenkom
’n Stoomrijm
Al bij de havenkom geweest?
De voorpret van een jaarlijks feest
Vlaggetjes aan lange lijnen
Boten die kalm aan de kade deinen
Geen stoom meer uit hun pijpen
Onderweg wel, zul je begrijpen
Naar Nijkerk. De sleepbootdagen
Die dan om aandacht vragen
En met een festival vol koren
Vliegt muziek vrolijk om je oren
Drie boten van wel honderd jaar
Liggen voor hun toespraak klaar
De organisatie doet z’n best
Het publiek zorgt voor de rest
De sfeer is al vroeg erg goed
Omdat ‘n stomer wat met je doet!
©Henriëtte Hofman
Stadsdichter Gemeente Nijkerk